Meditatie: Het Evangelie van Jezus Christus

18 april 2016

"Wie is het die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is, wat meer is, Die ook opgewekt is"
Romeinen 8:34a

I Jezus is gestorven

Het eerste dat van Jezus wordt beleden: dat Hij is gestorven. Dat is antwoord op dat eerste deel van de tekst. Wie is het die verdoemt? Dat klinkt nogal. Verdoemen. Het woord ziet op de eeuwige straf. Wie is het die ons zal verdoemen? Zijn er dan instanties die dat zouden kunnen en willen? Jazeker. De wet heeft het in zich om ons te verdoemen. Vervloekt is ieder die niet blijft in het boek der wet om te doen al wat daarin geschreven is. En de zonde geeft er de wet alle aanleiding voor. Elke zonde geeft de wet een reden in handen om te zeggen, te eisen: veroordelen die mens. En de duivel vindt het prachtig. Die is erop uit. En tegen muur van het laatste oordeel sta ik klem. Wat doe je dan? Juist: roepen: Help, Heere Jezus, genade. Genade, Heiland, help!

Dat is: de zaligheid zoeken buiten onszelf in Jezus Christus.

Jezus Christus, Die gestorven is. Jezus Christus, Die gestorven is, Jezus liet Zich klemzetten, met Zijn rug tegen de muur, tegen de kruisbalk: de wet kwam op Hem af, de duivel brieste, de zonden besprongen Hem en lagen op Hem. Maar Hij volbracht. Hij droeg de straf. Hij volbracht de wet, Hij zondigde nooit, Hij overwon de duivel, gehoorzaam tot de dood. En zo stierf Hij. Hij werd verdoemd. En toen Jezus stierf, toen was de duivel afgezet. Toen was de wet vervuld. Toen was de zonde verzoend. Wie is er nu nog die mij verdoemt? Niemand! Niemand! De duivel mag niet meer, de zondeschuld is er niet meer, de wet wil niet meer. Niemand zal mij verdoemen. Verlost! Gered! Voor eeuwig vrij, voor eeuwig bevrijd. Vergeving, vrede met God! Dat is rijk.

II Jezus is opgestaan

Wat meer is, Die ook opgewekt is. We gaan in gedachten naar een gezin in Amerika in vroeger eeuwen. Dat door armoede wordt geteisterd. Eén van de broers besluit erop uit te gaan. Er gaan geruchten dat er in de Rocky Mountains goud te vinden is. En hij onderneemt de reis en gaat in de mijn goud delven. Een heleboel. Royaal genoeg voor het hele gezin om van te kunnen bestaan. En dan, op weg de mijn uit, gebeurt het, hij valt, stort neer en daar ligt hij. Met het goud in zijn armen, maar gestorven, omgekomen. De schat is er, ligt in zijn armen, maar hij kan hem niet bij zijn broers gaan brengen.

Christus is het Die gestorven is. En in Zijn dood de schat verworven heeft. De schat van de gerechtigheid. Van de vrede met God en de vergeving van zonden. Leven in eeuwigheid. Eeuwige erfenis. Leven onder de gunst van God. Maar: als Jezus in de dood gebleven was, dan lag die schat daar. Bij het kruis. En: dan zouden we die zelf moeten gaan halen. Maar wij zijn zo dwaas. Als die schat daar zou liggen bij het kruis en wij zouden hem op moeten gaan halen: niemand zou ervoor op weg gaan. Zo dwaas. Maar Jezus is ook opgestaan! Hij zorgt dat ik het hebben wil en ook in bezit krijg. Hij zorgt dat ik de gerechtigheid van Zijn heil aan wil nemen. Dat ik inzie dat ik die nodig heb. En Hij zorgt dat ik die aan durf nemen. Dat al mijn bezwaren, mijn tegenwerpingen doorbroken worden en dat ik de vrijmoedigheid krijg om het aan te nemen, ook voor mij.

Wie gelooft erkent: Ja, zo is dat gegaan, van Hem uit. Hij heeft mij gezocht. En: Hij zoekt me steeds weer, want ik kan het dwalen niet laten. En ook het zoeken van de zaligheid buiten mezelf heeft Hij mij geleerd. En: je weet het zeker en wilt het iedereen wel zeggen: Daarom kan het voor u, voor jouw ook. Verzet, onwil, geen zin, ongeloof, onverschilligheid, het zijn voor Hem geen barrieres.



Terug


Bron: https://www.hervormdwaarder.nl/nieuws+en+overdenking/10935/Meditatie:-Het-Evangelie-van-Jezus-Christus.html