De oproep vanuit de Doop

17 september 2015

“En nu, vreest de HEERE en dient Hem …..maar aangaande mij en mijn huis wij zullen de HEERE dienen”
Jozua 24:14-15

Stel je voor, jongens en meisjes, dat ik je € 100,-- geef. Honderd euro, dat is veel geld. En dan zeg ik tegen je: nou mag je die 100 euro aan iemand geven. Je mag die honderd euro geven aan je moeder. Maar je mag hem ook geven aan Willem Holleeder. Dat is een man van wie ze denken dat hij mensen heeft laten vermoorden en veel geld met drugs heeft verdiend. Aan je moeder of aan Willem Holleeder. Aan wie zou jij die honderd euro geven? Nou, ik denk dat je zegt bij jezelf: mijn moeder natuurlijk. Die zorgt altijd voor me. Zij krijgt die honderd euro, haar geef ik die.

God geeft jou, ons iets kostbaars, ons leven. Dat is nog veel meer waard dan € 100,--. En dan zegt God erbij: aan wie geef je nou je leven? Geef je dat aan Mij, of geef je je leven aan de wereld, de duivel, de zonde. Aan wie geef je je leven? Zouden we dan niet zeggen: dan geef ik mijn leven aan God. Aan Hem heb ik alles te danken. Hij is zo goed. Hem geef ik mijn leven.

Jozua

Dat is het wat Jozua zegt tegen het volk in hoofdstuk 24. Jozua heeft het volk bij elkaar geroepen. Nu hij aan het eind van zijn leven is. Nu Israel in Kanaan is. En heel het boek en de levenstaak van Jozua stonden in het teken van de verovering van Kanaan. En nu is het zover. Kanaan is veroverd. Dankzij God. het land ligt voor hen open. Dat zien de ouderen, de jongeren, de kinderen. Alleen, weten ze ook hoe het zover gekomen is? De ouderen hebben de laatste tijd meegemaakt. De jongeren minder, de kinderen eigenlijk helemaal niet. Hoe komt het dat het land Kanaan nu voor hen open ligt?

Ja, daarvoor gaat Jozua terug in de geschiedenis. Ik weet niet of je van geschiedenis houd op school, misschien wel niet. Maar deze geschiedenis moeten ze weten. Ruim 600 jaar geleden. Toen, toen riep God Abraham. Terwijl Abraham afgoden diende in Ur, riep God hem. Verkoor God hem. Hij bracht Abraham naar Kanaan. Waar hij woonde. Toen kwam Arahams kleinzoon Jacob met zijn gezin in Egypte. Vierhonderd, 400 jaar. Toen riep God Mozes en bracht Israel uit Egypte. Door de Rode Zee, door de woestijn. God redde Israel uit de hand van Moab, dat Israel wilde vernietigen. God deed Israel door de Jordaan gaan en gaf heel het land in hun bezit. Jericho bijvoorbeeld en heel het land. Het land met wijngaarden en olijfbomen en nog veel meer. Zo zijn ze in bezit van Kanaan gekomen. Dankzij God! Aan Hem te danken. En nu, vers 14a, en nu, nu het er zo voorstaat, geef je leven aan de Heere, dien Hem! Aan Wie je alles te danken hebt.

Wij

Jozua, wat een voorbeeld! Voor ons als ambtsdragers, als ouders, doopouders. We staan in de gemeente, zijn daar lid van, verzegeld in de Heilige Doop. We delen in Gods Woorden, sacramenten, gemeente, Gods beloften. Zijn beloften van het verbond. Dat Hij als Vader ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt, als Zoon wast in Zijn bloed van al onze zonden, als Geest in ons wonen wil om ons vergeving en nieuwe leven toe te eigenen. Vertel net als Jozua hoe dat komt. Het is Goede Vrijdag geworden. Jezus stierf om de wet te vervullen en de beloftenkraan te openen niet alleen voor de Joden, ook voor de heidenen. Anders hadden we in duisternis geleefd en in duisternis gestorven. Maar dankzij Goede Vrijdag en Pinksteren is, ruim 1000 jaar geleden het Evangelie in Nederland gekomen. Willibrord en Bonifatius. En ruim 400 jaar geleden kwam de Reformatie in Nederland en ook in Waarder. En God handelde in het voorgeslacht. Vertel ervan. Als je het weten mag van grootmoeder, grootvader. Of van je eigen vader, eigen moeder, ook al leven ze niet meer. En God gaf door de geslachten en de geschiedenis heen dat Zijn Gemeente bleef, in 1886, in 2004. Daarom hebben wij Zijn dienst, Zijn Woord, Zijn Gemeente.

Doopouders, wees als Jozua. Vertel, lees voor, opdat uw gezin weet waaraan het alles te danken heeft. Dat het mag wandelen in een land met Bijbels, kerkdiensten, zondagsschool, beloften, clubs, catechisaties, Psalmen. Vertel de geschiedenis van de Bijbel. Van de kerk in Nederland, de gemeente Waarder. Van het voorgeslacht. Vertel van vader, moeder, opa, oma. Zo heeft God ervoor gezorgd dat je kindje ter wereld kwam in een gemeente, in het verbond. Vertel ervan en straal dankbaarheid uit. Dankbaarheid voor dat God ons niet voorbij is gegaan of het verbond weer heeft weggenomen. Naar recht ons zou laten leven en sterven is zonde ontvangen en geboren, aan de verdoemenis onderworpen en zo gestorven. Dankbaar dat God zo werkt in de geschiedenis, in de voorgeslachten. Dankbaar voor het vele goede dat God geeft. En laat zo naar uw kinderen toekomen: je leven, je kostbare leven, je hart, geef het de HEERE, dien de HEERE! Hij is het waard. Dien de HEERE en niet de wereld, de duivel, de zonde.

Geen keus

Nee, stel je kinderen niet voor de keus. Dat doet Jozua ook niet. Dat zinnetje kiest dan heden wien gij dienen zult, dat geldt niet tussen de HEERE en de afgoden. Nee, zullen we nog later zien, dat kiezen heeft betrekking op de afgoden onder elkaar, welke afgod zou je dienen als je niet de HEERE dient, kies dán tussen de afgoden. Maar tussen de HEERE en de afgoden is geen keus. Tussen je moeder en Willem Holleeder dat is geen keus. Dat verschil is zó groot. Tussen de HEERE aan Wie je alles te danken hebt. Aan Hem alles te danken. En wat heb je nou aan de duivel te danken? Aan de wereld, de zonde? Tussen de HEERE en de afgoden is geen keus. De HEERE heeft je eeuwig leven met je voor, je behoud, je zaligheid. En de duivel, de wereld, de zonde sleurt je in het verderf, de eeuwige rampzaligheid.

Dat is toch geen keus! Dat verschil is zo groot! De HEERE, Hij geeft alles. Hij geeft Zijn verbond en beloften. Hij zoekt je zaligheid. De duivel, wereld, zonde: niks heb je aan hen te danken en ze geven je de eeuwige ondergang.

Aan wie geef je die € 100,--? Je moeder toch…. Aan wie geef je je leven, je hart? De HEERE toch…..

Hoe komt het toch, dat wij de HEERE afwijzen? Hoe komt het toch dat we meer naar zonde verlangen dan naar God. Dat we makkelijker de wereld zoeken dan God? Dat ons verlangen, onze zin eerder naar de duivel trekt dan naar God? Want dat is toch zo, dat word je toch gewaar? Hoe komt dat?

Daar is maar één antwoord op: omdat wij zo ontzaglijk verdorven zijn. Zo ontzettend vijandig tegen God, zo dood in zonden en misdaden, zo averechts, zo verkeerd, zo schandalig schuldig. Dat legt de boosheid van ons hart open. Dat ontdekt ons aan wie we van nature zijn. Zo erg, zo verschrikkelijk. Dat ik deze God liever kwijtraak dan de duivel. Dat ik mijn leven, mijn hart liever de wereld geef dan deze God. Zo erg, zo verschrikkelijk is het met mij.

Wel uitredding

Hebt u dat ontdekt? De bron van mijn gruwelijke boosheid. Als onuitstaanbare eigenschap van mij. En je zei: Heere, dat kan, wil en mag niet langer zo. Dat hoort niet, dat is schandalig, dat wil ik niet meer. Maar HEERE, tegelijk, ik kan het niet veranderen, ik kan niet mezelf nieuw maken en zin geven in wat ik haat en gaan haten waar ik zin in heb. En in de klem riep je om genade. Help me. HEERE, wees mijn Borg, mijn Zaligmaker. Vervul Uw beloften aan mij. Dat is bekering. Dat is geloof, dat is zaligheid. Kent u dat, ken jij dat? Door U alleen!

Of, houden we onszelf uit die klem. Die klem van: het moet anders, maar ik kan het niet anders maken. Houd je jezelf uit de klem door te denken: och, het moet nog maar even zo verdergaan, ik blijf nog maar een tijdje verder leven zo, het moet nog maar even zo kunnen blijven. En je roept niet, en smeekt niet naar de hemel. Of je houd jezelf uit de klem doordat je zelf je leven wat fatsoeneert, je maakt er zelf wat van, je klimt een beetje op zodat je beter lijkt dan de anderen. En je houd jezelf uit de klem. Uit de genade, uit de zaligheid.

Zalig als je de klem niet meer ontwijken kunt. Heere, het kan en mag en zal zo niet langer doorgaan dat ik U veracht en de wereld liever heb dan U. En ik kan het niet wezenlijk veranderen in en bij mij. O HEERE, help, genade, red. Maak uw beloften waar. Niets wat de HEERE liever doet, niets wat Hij heerlijker vindt dan dat. Nooit, nooit heeft Hij zo’n schreeuw geweigerd of veracht. Hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven degenen die Hem bidden.



Terug


Bron: http://www.hervormdwaarder.nl/Nieuws+en+overdenking/10039/De-oproep-vanuit-de-Doop.html